vrijdag 18 december 2015

Losse flodders met doordringende werking




Het raadsel van a-Dwaita (geen twee) valt alleen buiten het denken op te lossen.

Geen woord, geen concept kan het onkenbare duiden.

Het zijn altijd de gedachten (bestaande uit woorden/concepten/klanken) die de waarnemingen (voor waar aan-neming-en) bewerken en zo een betekenis geven aan verschijnselen (dat wat allemaal verschijnt). 

Je kunt alleen jouw eigen bewustzijnsruimte kennen en daarin kan jij alleen jouw eigen vormloze weten weten.

Alle anderen -waar ook jouw persoon (lichaam, voelen denken) tot behoort - worden gekend, maar zijn nooit de (directe) kenner.

Ik als de onkenbare kenner ben de enige kenner van wat (hier) gekend wordt.

Alle speculeren van wat het Zelf is, bestaat uit concepten en die hebben geen toegang tot het 'onzichtbare' onkenbare.

Je kan het hier alleen hebben over dat wat wij niet zijn en dat is alles wat gekend kan worden.

Het kennen zelf kan nooit en te nimmer gekend worden.

Er kan nooit een (aparte) positie ten opzichte van het Ware Zelf worden ingenomen, van waaruit het Ware Zelf kan worden waargenomen.

En wordt er dan toch een positie ingenomen zijn er onmiddellijk twee: kenner en gekende, terwijl het veronderstelde gekende de kenner is. Dan is er gelijk weer dualiteit.

In wezen is het kwestie van het verleggen van aandacht van buiten naar binnen. Het te kennen zelf kan zich nooit verplaatsen, het is altijd Hier, Nu

En dan wordt gezien dat er geen buiten of binnen bestaat. Geen ruimte, geen grenzen, geen centrum.

Alle speculeren is denken en kan nooit betrekking hebben op het onkenbare.

Iets kan alleen in Niets verschijnen, maar Niets is nooit kenbaar vanuit een iets.

En daarbij moet worden opgemerkt dat bij het Grenzeloze geen binnen en buiten kunnen bestaan!

Vormen bestaan alleen in het vormloze. Zij zijn onafscheidelijk. Het iets kan alleen in het Niets bestaan en daarmee is de wereld van het Iets een illusie.

Het Niets is immers niets en hoe zou daarin iets kunnen bestaan?


Rob