donderdag 14 november 2019

Uit de oude doos (2006) MU!

MU!

Het wordt steeds lastiger met woorden aan te geven waarom het hier draait. Geheimtaal is nauwelijks te vermijden, maar ook die taal is onvolledig. Iets anders dan ons denken zal er iets in moeten herkennen.

Een voorbeeld: “Nu is nu, maar is nooit nu”.

Een tweede voorbeeld: Het beroemde MU uit de zenkoan, waarin een monnik de meester vraagt ”Heeft een hond boeddha-natuur? “Zenmeester Joshu riep als antwoord: “MU!” Dat betekent zoiets als: Niets. Niet iets, geen niet-iets. De ontkenning die ontkend wordt, want werkelijkheid ligt buiten ontkenning van de ontkenning en de ontkenning van welke conceptuele aanduiding dan ook..

Mu is wat je bent. Ken je –uit directe ervaring- één deeltje, ken je alles.

Dus het had ook een ander antwoord kunnen zijn. Niets is ongescheiden. Het woord doet er niet toe. Dit soort zinnen en kreten hanteert Zen om de onmogelijkheid aan te geven dat woorden de werkelijkheid kunnen beschrijven, laat staan de werkelijkheid te creëren.

In onze wanhoop gebruiken wij heel wat varianten (ik laat de hoofdletters maar weg): nu, zijn, ik-ik, zelf, het, dat, christus-bewustzijn, boeddha-bewustzijn, de ene, en ga zo maar door. En dat in alle bestaande talen op de wereld.

Vóór die taal is er conceptloze, vormloze en ongeconditioneerde intelligentie. Het is die intelligentie die op (voor mensen) onnavolgbare wijze de hele natuur vorm geeft en dat doet middels onvoorstelbare astronomische getallen.

Niets in die te ervaren wereld staat ooit stil. Alles is continu in beweging. Niets valt vast te pakken. Wij zien geen dingen, wij zien enkel processen.

De mens is een integraal deel van die natuur en kan als deel nooit het geheel verklaren.

Nu is dus nooit te duiden, te herkennen of te verklaren. Wij zijn (het) Nu. Wij kunnen het alleen maar zijn. Wij kunnen onze bron nooit kennen. Voor het zien er van zouden ‘wij’ uit onszelf moeten stappen, en wat wij dan te zien krijgen kan dan nooit de essentie zijn. Wij zien dingen, schijngestalten. En zelf zijn wij inmiddels verdeeld....

In de kern zijn wij (als aanwezigheid) het Zelf, en wat wij als onze persoon en ons lichaam beschouwen blijken bij nadere bestudering slechts ervaren objecten in ‘ons’ Nu te zijn.

Wat kunnen wij verder doen? Het object kan niet zelfstandig denken, want het wordt allemaal gezien door wat wij werkelijk zijn. Het zien….

Het Zien kunnen wij dus nooit en nooit kennen aangezien wij dat zelf zijn. Dit is de grens. “Gij die hier binnen treedt laat alle hoop (op een verklaring) maar varen.”

Geen woord -hoe heilig dan ook- kan de werkelijkheid feitelijk weergeven of verklaren. Vergeet alle kennis.

Wij zullen ons er bij moeten neer leggen dat er niets te verklaren valt. Maar wij kunnen elkaar wel helpen om elkaar tot die laatste woordengrens te brengen.

Dan is alleen nog maar de weg van de directe ervaring. Of een stille langdurige weg van meditatie of keuzeloos gewaarzijn, of de radicale weg van het onverwachte, waar Zen zijn Meesters heeft gevonden. Met één klap moet je in het ongedeelde moment komen. De enige feitelijk werkelijkheid van de werkelijkheid van het eenvoudige alledaagse moment Nu (welke nooit ooit of straks kan zijn).

Daarna valt elke illusie (van het denken) in duigen. De intuïtie neemt het van het denken over.

Van zelf ontplooit zich dan de Stilte, die altijd al ‘onder’ ons lawaai van de dag aanwezig is en het Leven kan zich ongefilterd als ons ontplooien.