vrijdag 20 januari 2012

Kan het Zien gezien worden? (1)

Aan het einde van zoektocht - zoals geadviseerd in de Advaita Vedanta van een invloedrijk leraar als Ramana – kom je er rondtastend achter dat zelfs de meest subtiele ervaringen altijd nog gekend, waargenomen, kunnen worden.
Zelfs een onoverdraagbare ervaring van totale stilte of grenzeloze leegte of absolute duisternis worden altijd nog (al is het in een nanoseconde) gekend.
Dat laatste zien wordt vervolgens het laatste onderwerp van de zoektocht. Wie of wat is dit zien?
Kan dit zien gezien worden? Of is er alleen een blijvend vermoeden?
Een onmiddellijk antwoord in woorden voldoet niet. Je zult het aan den lijve (of liever direct via de zintuigen en wat daar achter ligt) moeten ervaren. Een vraag en antwoordspel met iemand anders kan daar bij helpen. Vr: is de vragensteller. A, de beantwoorder.

Vr: Probeer het zien maar eens te zien.
A: Ja, ik zie het! Ik weet dat ik alles hier zie.
Vr: Ja, maar hier wordt de overtuiging dat het zien gezien kan worden afgeleid van zijn inhoud, van WAT je ziet.

Wat zijn onder meer eigenschappen van wat je allemaal kan zien en voelen?
A:
  • het heeft vorm
  • het heeft grenzen t.o.v. de omringende ruimte. Voor woorden is die ruimte de stilte waarin woorden verschijnen.
  • het heeft vorm/kleur/klank/smaak en hoedanigheid(hard/zacht/lang/kort etc)
  • het heeft duur
  • en het heeft allemaal afstand tot jou, het zien.
Vr: Kan je met al die opgesomde eigenschappen van vormen het zien zelf zien? Kan je het horen horen? Kan je het ruiken ruiken? Kan je het proeven proeven en kan je het voelen voelen?
A: ⅎ₰√!+ῄ
Vr: Nou????
A: Nee.
Vr: Nee, dat klopt. Zien is geen functie, het heeft geen vorm, geen tijd, geen grenzen, geen eigenschappen, geen voorkeuren. Je doet het niet, het IS er. Jij ziet niet, er is Zien.
A: Haha, ja dat zie ik nu ook!
Vr: Trouwens, met wàt zou je het zien moeten zien? Met zien!
A: Ja en dat kan niet: het kan zichzelf niet zien.
Vr: Nee, wanneer er ook maar iets gezien wordt is het dus weer een objectieve waarneming, en wie neemt dàt op zijn beurt weer waar?
A: Zien zelf.
Vr: En net zoiets: Hoe weet je dat je bestaat?
A: …………Ja, dat weet ik gewoon…..
Vr: Heb je er een bewijs voor nodig?
A: Nee! Dat weet ik gewoon zeker.
Vr: Kan je dat ‘weten’ kennen? Kan je dàt zien?
A: uhmmmmm….lange stilte……n-nee…ook niet.
Vr: Wie of wat ziet bij jou wanneer ik jou in de ogen kijk? Wat is daar?
A: Niets, leegte…..
Vr: En daar in verschijnen alle vormen?
A: Ja.
Vr: Zijn dan de vormen gescheiden van het kennen?
A.: Nee!

Aan het eind van de rit ontdekken wij dat alles wat wij als dualiteit hebben leren onderscheiden van nondualiteit immer samenvalt met het bewustzijn waarin het verschijnt. Alleen dat bewustzijn, de kennende ruimte waarin alles verschijnt, valt niet te kennen. En daarom is alles wat in dat alomvattende kennen als vorm verschijnt nooit echt te verklaren. En let wel: In essentie zijn wij dat onkenbare kennen!! Het Enige wat totaal en absoluut geen vorm heeft zijn wij zelf......


.