maandag 21 november 2011

De kenner, het kennen en het gekende



De wereld inclusief de persoon als kenner zijn illusie. Dat is de boodschap van o.m. Zen, Advaita, Dzochgen en andere mystieke scholen, waar menig zoeker zich de tanden op stuk bijt. Het is toch echt allemaal? Ik weet toch dat ik er ben, ik kan mijzelf toch zien, voelen, horen en ruiken? en de wereld is toch ook echt? Die kan ik ook zien en voelen. Loop ik tegen een muur dan is dat toch echt geen illusie. Dat weet toch iedereen?
En toch is het niet zo, volgens al die meesters en mystici.
In dit stukje ga ik de relatie onderzoeken tussen de kenner, het kennen en het gekende.

De kenner lijkt degene te zijn die zichzelf en de wereld kent. Ik heb een lichaam, en dat kan plezierig aanvoelen, maar kan ook heel veel pijn doen. Dat kan je niet wegdenken. Ik kan over de wereld en mijzelf nadenken. Ik weet dat ik besta!

Deze laatste conclusie is dus vooral gebaseerd op het bewustzijn van het gekende. Van de objectieve waarnemingen. Die zijn er, die kan je niet wegdenken. Je kan de ogen er voor sluiten, maar je blijft dan toch horen, voelen, ruiken en proeven. En je ziet nog steeds kleuren, of donkerte o.i.d. voor de ogen. Maar doe je je ogen weer open is die wereld weer daar. Onontkenbaar.

En toch zeggen onder meer de meesters van Zen en Advaita dat dit allemaal niet echt waar is. Het zien van de wereld en het beleven van onszelf zijn allemaal een illusie, gezichtsbedrog. Alles wat wij zien kunnen wij nooit zelf zijn. Ook de wereld der vormen is louter een beeld, een droom. Maya.

Waar zit de sleutel van dit raadsel?

Daarvoor gaan wij naar het kennen toe. Kennen staat voor waarnemen (voor waar aannemen), kennen is bewustzijn, en bewustzijn laat ons de wereld kennen door middel van de zin(zijn)tuigen. Zien, horen, voelen (sensen), ruiken en proeven. De zintuigen zijn de  middelen om waar te kunnen nemen.

Elk biologieboek bevat de uitleg hoe de diverse zintuigen dat doen in nauwe relatie met het wonder van de hersenen, die alle indrukken vertalen in hapklare brokken voor ‘ons’ bewustzijn.

Maar hoe gaat het werkelijk? Daarvoor dienen wij open en helder te zien. Wij staan in een weiland en zien een boom. Wanneer ik vraag: “Wat zie je?” zal je zeggen: “Ik zie een boom”

Tussen mijzelf en de boom bestaat afstand. Er is tijd nodig om die afstand te overbruggen (alleen al door de lichtsnelheid en de bewerkingen door de hersenen van de beelden die het oog doorgeeft).

Uiteraard zie je meer dan een boom. Je hebt een deel van wat gezien wordt uitgekozen en benoemd. In werkelijkheid staat de boom in een weiland met veel gras. Er is een hek, een paar koeien, een dijk op de achtergrond met fietsers en er is de hemel met wolken.

Maar wie of wat ziet dit alles in één oogopslag?

Laat je blik naar jou zelf toe lopen kom je ook jouw voeten tegen, de benen, het lijf, de schouders en wanneer je dan naar het gebied kijkt waar je kijkt zie je niets. Er is daar alleen maar leegte. Niets te zien. Maar daardoor verdwijnt het zien niet! Je merkt in die lege ruimte ook jouw gedachten op, een lange serie woorden en zinnen.

Voor de vaststelling van de aanwezigheid van de boom en daar waar de boom in verschijnt is dus zien nodig. Ja, dat hale je de koekoek.

Maar wanneer je heel nauwkeurig gaat kijken kan je constateren (zien) dat ‘zien en dat wat gezien wordt’ tegelijk optreden en met elkaar verbonden zijn. Zonder iets te zien is er geen weten van zien. En zonder het zien is er geen weten van wat gezien wordt.

Kortom het gekende en het kennen zijn onlosmakelijk verbonden.

Wie constateert dat?

‘Ik’ zeggen de meeste mensen. De kenner. Maar kan de kenner gekend worden zonder het kennen? Kan jij weten van jouw bestaan wanneer er geen zien, horen, voelen, proeven en ruiken is?

Dat gebeurt elke nacht tijdens de droomloze slaap. De kenner staat uit. Er is geen weten van aanwezigheid.

De kenner is dus net zo goed het gekende als de boom en zijn hele omgeving. Jij als mens met al zijn lichamelijke, creatieve, verbale uitdrukkingsvormen is niet anders dan die boom, de wei, de dijk en de hemel. Objecten die tegelijkertijd verschijnen in bewustzijn. De zin: ‘De kenner kent het gekende’ klopt dus niet.

Het kennen kent de kenner en het gekende.

Het kennen blijkt dus de sleutel. Wat is het kennen? Is dat een functie, zoals een camera met een recorder en een afspeelmogelijkheid?

Wij gaan nu dat kennen onderzoeken……

Maar hoe doe je dat? Niet door na te denken, want denken maakt woorden van waargenomen fenomenen. Nee, wij dienen louter te gaan kijken. Wat ook wel kennen wordt genoemd.

Hier stuiten wij direct op iets onmogelijks. Wij willen het kennen gaan kennen door middel van kennen. Je ziet dus niets, want het kan niet. Ja, je kan gaan voelen, maar dan voel je of niets of lichaamssensaties. Je voelt een plek, het kloppen van het hart etc.

Dus je neemt niet het kennen waar.

Je kan het kennen dus niet kennen. Het enige wat je ervaart is ruimte en stilte. Maar dat wordt dus ook weer gekend….. Kortom het subject, dat wat ziet, is objectief niet kenbaar.


'Je' bestaat dus niet...


Het kennen is dus ook niets, niet-iets, onkenbaar, afwezig als ding. En toch ken je de wereld inclusief jou-zelf, waarvan wij inmiddels hebben gezien dat die zonder kennen niet kunnen bestaan.

Maar daar waar het kennen niet objectief bestaand is, is ook alles wat verschijnt in dat kennen ook niet echt bestaand als vorm. Het kennen en het gekende kunnen immers niet gescheiden bestaan. Wanneer voorwerpen in lege ruimte verschijnen moeten deze voorwerpen intrinsiek leeg zijn. Wat de kwantumfysica ook aan het bewijzen is.

Er is dus alleen maar - alles inclusief- onkenbaar kennen…zien…zijn…..

En daarin bestaat ook geen tijd. Je kan alleen maar nu waarnemen. Alles wat zo straks was is alleen maar een herinnering. Wat je straks wil, kan alleen maar een gedachte zijn. Maar denken is er alleen maar nu.

Hier is het. Alles inclusief. Kennen.